DMM header vallei tekst

Durven


29 april 2016


Durven

In een café op het Duitse platteland in 1919 ontmoette mijn opa Benjamin, die veehandelaar was, Anna. Zij was de dochter van de caféhouder en tijdens het bedienen sprong de vonk tussen hen over. Tegen de zin van haar ouders en haar familie in besloot de niet-joodse Anna in een tijd van opkomend nazisme in Duitsland joods te worden. Toen zij na jaren van studeren op de joodse gebruiken voor het orthodoxe rabbinaat mocht verschijnen, toonde Anna aan dat zij in staat was een koosjere huishouding te voeren. En Benjamin mocht met Anna in 1923 onder de choepa staan.

In 1925 werd mijn vader geboren. Regelmatig ging hij met vader lopend mee naar de sjoel , maar pas toen hij negen jaar was, werd hij er zich echt van bewust dat hij joods was. Hij mocht toen niet mee doen aan de landelijke gymnastiekwedstrijd voor scholen, terwijl hij behoorde tot de besten van zijn school. Joodse kinderen waren uitgesloten van deelname aan nationale wedstrijden. Toen iemand in 1936 met een bord voor het ouderlijk huis heen en weer begon te lopen, waarop stond: Kauf nicht bei Jude, besloot opa Benjamin dat het tijd was om met het gezin uit Duitsland weg te gaan.

Uiteindelijk kwamen zij in Hoogeveen terecht. Maar dat, wat zij dachten te ontlopen, gebeurde ook hier. Mijn opa werd als eerste opgepakt en ging op transport naar Westerbork. Toen is mijn oma in actie gekomen. Voor het eerst van haar leven ging zij alleen naar Amsterdam. Zij wilde naar Aus der Fünten, die over leven en dood beschikte. Op het centraal station aangekomen durfde zij een onbekende vrouw de weg te vragen. Zij mocht bij deze vrouw thuis overnachten en de volgende dag ging Anna naar Aus der Fünten. Meerdere keren moest zij bij hem terug komen. Maar uiteindelijk kreeg zij wat zij wilde: een vrijbrief die ondertekend was door Aus der Fünten zelf. Zij is onmiddellijk met die brief naar Westerbork afgereisd en heeft opa zelf uit het kamp gehaald.

Het enige wat mijn oma ooit, toen wij eens samen waren, hierover zei, was : "Ik hield zoveel van opa. Het was zo'n stille, lieve man. Ik deed wat ik moest doen."

Mijn oma hoort voor mij bij die bescheiden mensen die ‘helden van het ogenblik’ zijn. Begin april las ik een interview met de Amerikaanse emeritus hoogleraar psychologie Philip Zimbardo over dit soort heldendom. Hij zegt daarin: “Helden doen op een zeker moment in hun leven het goede, daartoe opgeroepen door de situatie. Zij helpen uit vrije wil mensen in nood, waarbij ze iets riskeren. Of hun positie in de groep, of hun status of hun leven. Ze gaan daarbij dwars tegen de heersende groepsdruk in. Ze doen wat hun geweten hun ingeeft te doen voor de ander. En dat gaat dan vanzelf.”

Bij haar begrafenis sprak de rabbi de woorden: Anna ter Berg was een heldin.

Voor mij was Anna niet een keer, maar twee keer een heldin. Toen zij vocht voor het leven van haar man, maar ook, toen zij als jonge Duitse vrouw begin jaren twintig tegen haar joodse geliefde zei: Ik ga voor jou. Jouw volk is mijn volk.

Petra ter Berg