Uithouden
13 oktober 2016
Uithouden
Dit jaar wijdt de Stichting Jiddisj haar septembernummer geheel aan Sjolem Aleichem vanwege zijn honderdste sterfdag.
Sjolem Aleichem heeft persoonlijke drama's in al zijn scheppingen verweven. Tevje is misschien wel de bekendste. Tevje, de zachtaardige melkboer, die ondanks voortdurende tegenslag, met humor het leven dat hem zo'n pijn doet, blijft omarmen en ons daarover vertrouwelijk informeert.
Als ik deze woorden van hem lees, moet ik lachen: 'Maar het doet er niet toe, God blijft de Vader. Hij regeert ons. Dat wil zeggen: Hij troont boven en wij buffelen beneden. Men slooft zich af, men sleept houtblokken, want heeft men het voor het uitkiezen? Alle sof komt uit het eten voort. Of zoals mijn grootmoeder, moge ze in vrede rusten, altijd zei: 'Als de mond niet meer openging, kon het hoofd een gouden muts opzetten.'
De taal waarin Sjolem Aleichem heeft geschreven is het Jiddisch. Vertaalster Willy Brill geeft ons in haar inleiding van Sprakeloos water, spiegel van de moderne Jiddische poëzie de woorden, die de dichter Itsik Manger over het Jiddisch schreef, mee: 'Alle landschappen van de wereld geven daarin rendez-vous, van de bevroren landschappen van Siberië tot aan de zonnige landschappen van het land Israël. Je komt er het Litouwse berkenboompje tegen, de Poolse populier, de Roemeense appelboom en de dadelpalmen van het bijbelse land. Alle soorten vogels zingen erin mee, de koekoek, de nachtegaal, het roodborstje, de papegaai, en oj wej, ook de ongeluksbrengers, de uil, de raaf en de kraai.'
Jiddisch is de taal van het dagelijks leven in al zijn facetten, van diep verdriet en van intense vreugde. Het is de taal van de weemoed en de taal van de hoop,de taal die verleden en heden samenbrengt.
Steun zoeken bij de kracht van het Jiddische woord, bij de kracht zelfs van een lettergreep, daarin is ook partizaan Abraham Sutzkever geslaagd. Hij, de grote dichter van de Sjoa, heeft onder andere geschreven:
Wie zal blijven, wat zal blijven? Een lettergreep volstaat,
om weer te groenen als het gras van den Beginne.
In de jaren vijftig heeft deze dichter tijdens verre reizen ruimte kunnen krijgen voor andere beelden in zijn hoofd. Toen heeft hij onder andere dit portret van de olifant geschreven:
Daar komt een olifant genaderd.
Zijn poten - doffe donders vier -
roffelen het stofzand uit zijn rimpelige jaren.
De nabijheid van de olifant die zijn rimpels verzorgt en het leven uithoudt, is voelbaar.
De wereld in het Jiddisch in beeld gebracht, zij leve voort.
Petra ter Berg