DMM header vallei tekst

Geven


24 maart 2016


Geven

Met Poeriem vieren we dat we nee kunnen zeggen tegen het kwaad. We verkleden ons en keren voor even ons lot, maar ook is Poeriem het feest van het anonieme geven. Omdat we als individu onzichtbaar blijven, hoeven we geen dank te verwachten. Het geven zelf kan ons vreugde geven.

Bij zichtbaar geven, kan dat anders liggen. Wie goed doet, goed ontmoet, luidt het spreekwoord. Maar soms hoor ik in mijn werk verdriet en boosheid doorklinken bij mensen die vertellen stank voor dank gekregen te hebben. Of luister ik naar het verhaal van een mantelzorger die opgebrand raakt.

Elie Wiesel vertelt in Een jood vandaag over het geven van zijn grootvader: "Hij gaf, gaf zichzelf. Niemand verliet zijn huis met lege handen. Als hij niets te vergeven had, schonk hij de mensen een verhaal, een wijs woord. Hij zei: de armste onder de gelovigen vindt altijd iets om met een ander te delen. - Wat bijvoorbeeld? vroeg men hem. - Het geloof, de vrome ijver; naarmate men die met een ander deelt, mag men ze werkelijk de zijne noemen. - En als de arme gelovige ook die niet heeft? werd hem gevraagd. - Laat hij dan, zei hij met een knipoogje, zijn armoede met de ander delen.

Men hield van hem om zijn hartstochtelijke liefde voor het leven, voor zijn medemens, voor de bomen, boeken en menselijke contacten; door zijn aanwezigheid alleen al verlichtte hij de ziel."

Het geven zonder enige verwachting ooit iets terug te zullen krijgen, noemt de joods-spirituele stroming Mussar chesed.

Chesed vat ik op als een onbaatzuchtig geven, maar ook als een gelijktijdig transcendent ontvangen. Geven doet iets met een mens. De grootvader van Elie Wiesel gaf zijn liefde en kon in het geven Gods liefde voelen. Psychiater en Sjoa-overlevende Viktor Frankl, noemt in De zin van het bestaan het geweten het transcendente zinorgaan. In de ontmoeting met de ander ontvangt het geweten een roep om hulp. Het beantwoorden van die roep geeft het leven op dat moment zin.

Als we in staat zijn het doen van liefdevolle daden zelf lief te hebben, kunnen we het volhouden. Elie Wiesels grootvader kon dat. Maar, schrijft Wiesel, hij kon daarnaast ook zijn grenzen trekken. Als treiterende jongens een keer dreigend op hem afkomen, raakt hij de jongens vol in het gelaat en geeft hij hun zijn heel krachtig 'Nee'.

Mantelzorgers zijn vaak niet zo goed in grenzen stellen. Bij een mantelzorger kan het te zwaar belast zijn er geleidelijk insluipen. Dan vraagt het inzicht en ook moed om je als gever van liefdevolle zorg zelf te uiten en aan te geven wat je precies nodig hebt om het vol te houden.

Elie Wiesel besluit het verhaal over zijn grootvader met: "Als mijn grootvader voor zijn beulen staat, staat hij geheel rechtop met een strakke, maar ook met een beetje, van lichte ironie doortrokken, fonkelende blik. Hij draagt een bijzonder kledingstuk: hij draagt het kledingstuk dat hij alleen aan zou trekken als hij de Messias tegemoet zou treden."

Het gruwelijk lot, dat hem wachtte, veranderde zijn grootvader in zijn bestemming.

Petra ter Berg