DMM header vallei tekst

Een vraag stellen


30 juli 2018


Een vraag stellen

‘Hoe is het nu met jou?’ Katja vertelt hoe blij ze is, dat iemand uit haar wandelgroep deze vraag aan haar gesteld heeft.  De manier waarop iemand een vraag stelt, doet iets met ons. Katja heeft hem als heel uitnodigend en oprecht ervaren. Als een opening tot het kunnen delen van haar verhaal. Zij voelt zich door het woordje ‘nu’ in de vraag echt gezien.  De man uit de groep heeft daarmee aangegeven dat hij weet wat haar is overkomen. En dat hij graag wil weten hoe het leven onder deze omstandigheden voor Katja is. 

Zo’n vraag had Katja juist van deze man niet verwacht. Het is iemand die heel graag zelf het woord neemt in de groep. In een groep heb je de praters en de luisteraars. De luisteraars bieden de praters een podium.  Katja doet dat meestal graag, zeker in deze periode van rouw om het verlies van haar partner. Dan ervaart ze dat het soms gewoon fijn is dat iemand even de stilte opvult. 
En toch heeft ook die luisterende mens af en toe de behoefte aan praten. Maar bij Katja ligt een ingebouwde stem op de loer om op de rem te trappen en te zeggen: Jij bent niet goed genoeg. Jij bent niet interessant genoeg, als je dat vergelijkt met wat anderen allemaal te vertellen hebben. Jij hebt alleen maar je verdriet om over te praten, je kunt maar beter blijven luisteren. 
Spreken is de ruimte vullen. Het lijkt haast een fysiek vullen, iets waar bescheiden mensen moeite mee hebben.

Hineni , hier ben ik in het Hebreeuws, is het woord dat Abraham spreekt wanneer God hem expliciet vraagt om te luisteren. Wat een overgave spreekt daaruit: hier ben ik, ik wil er zijn met heel mijn wezen voor U. 
Wij vertellen graag allemaal ons eigen verhaal. De een luistert daar echter gemakkelijker naar dan de ander. Naar het spreken van God luisteren, dat kon Abraham. En dat zouden we misschien allemaal wel willen kunnen, maar dat lukt niet iedereen. We kunnen echter wel de intentie van Abraham invoelen en tegen ons gezelschap in gedachten zeggen: hier ben ik. 
En vervolgens in de een op een ontmoeting de ander hardop de vraag stellen: Hoe is het nu met jou? 
Dan vul je eerst zelf de ruimte en daarna stel je hem open voor de ander. 

‘Hoe is het nu met jou?’, klinkt net iets anders dan ‘Hoe is het met jou?’ of ‘Hoe is het nu met Katja?’. Dat laatste klinkt alsof er nog een andere Katja is, naar wie je vluchtig informeert.
Door te luisteren zoals Abraham, door een vraag te stellen zoals de man in het gezelschap van Katja, geef je oprechte aandacht. En door het woordje ‘nu’ breng je niet alleen de ander, maar ook jezelf naar het heden. Dan gebeurt er wat.
Dan gaat de hemel open.

Petra ter Berg